In een vorig artikel hebben wij het al kort gehad over wat een RIP is. Vandaag willen wij wat dieper ingaan op de technische details van de tot nu toe meest gebruikte RIP-software van Roland: VersaWorks 6.
Een korte geschiedenis van VersaWorks
In 2004 introduceerde Roland DG de eerste editie van de VersaWorks RIP-software, samen met de legendarische VersaCAMM SP-serie. De primaire functie hiervan was, net zoals bij elke andere RIP-software, om ontwerpbestanden met RGB- en CMYK-continutonen (zoals vector- en bitmapbestanden) te vertalen in rasterafbeeldingsbestanden, of bitmapbestanden met meerdere lagen, die nodig zijn om te printen.
VersaWorks werd ontworpen als een intuïtieve en gebruiksvriendelijke grafische interface die een unieke toegevoegde waarde biedt. Voor de eerste keer zouden gebruikers in staat zijn om te profiteren van een specifieke RIP die rechtstreeks was inbegrepen in hun aankoop en speciaal was gebouwd voor hun machines. En zij werden hiermee niet, anders dan bij de meeste andere RIP's in die tijd, gedwongen om te betalen voor functies die zij eigenlijk nooit zouden gebruiken. In deze zin was VersaWorks echt wel revolutionair te noemen.
De huidige versie van VersaWorks, VersaWorks 6, wordt aangestuurd door de Harlequin-processor en screening engine van Global Graphics. Global Graphics heeft een bewezen staat van dienst in de traditionele printindustrie zoals commerciële offsetdruk of flexografisch printen, en staat daar bekend om het met grote precisie en snelheid rippen en scheiden van bestanden voor een uitzonderlijke kleurenreproductie.
Vandaag de dag is VersaWorks 6 de primaire RIP voor de meeste van onze printapparaten, met een solide reputatie ten aanzien van bruikbaarheid, performance en gratis levensduur-updates. En dankzij de krachtige engine hiervan doet deze oplossing veel meer dan alleen maar het ‘vertalen’, opschalen of formaat wijzigen van printbestanden, terwijl een breed scala aan extra functies wordt geboden, zoals taakberekening, printen van variabele gegevens, geavanceerd matchen van kleuren, en nog veel meer.
Maar laten wij beginnen bij het begin, omdat u een goed begrip van de beginselen moet hebben om te begrijpen wat deze software allemaal kan doen. In deze blog ontdekt u hoe het rasterafbeeldingsproces (of RIP) feitelijk werkt, wat screeningregels doen, en waarop moet worden gelet bij het opschalen van afbeeldingen.
Afbeeldingen omzetten in iets wat printbaar is
Om ontwerpbestanden printbaar te maken, moeten deze eerst worden “gerasterd” zodat het uitvoerapparaat in staat is om de gegevens nauwkeurig te reproduceren. Hoe wordt dit gedaan? Door deze continutoonbestanden om te zetten in digitale halftoonbestanden. Een digitaal halftoonbestand bestaat uit meerdere lagen.
Deze lagen zijn feitelijk bitmapbestanden. Zij bestaan uit een matrix die is gevuld met (in dit geval enkelkleurige) dots van diverse vormen en groottes. Hoe deze dots op deze matrixen verschijnen, en hoe deze matrixen in relatie tot elkaar staan, definieert hoe uw printapparaat alle kleuren, schaduwen en tonale variaties reproduceert die op uw afbeelding verschijnen.
En bij rasteren gaat het om het vertalen door de RIP van CMYK- of RGB-continutoonbestanden (de bestanden die het meest worden gebruikt voor digitaal geproduceerde content) in meerdere bitmapbestanden, gescheiden door proceskleuren (en af en toe spotkleuren).
Tijdens dit rasterafbeeldingsproces wordt een screeningregel toegepast in combinatie met een voorgedefinieerde dichtheid en vorm van de dots. Deze regels bepalen hoeveel dots van verschillende groottes op elk afzonderlijk vierkant van de matrix worden geplaatst. Dit bepaalt niet alleen heel exact de schaduwen van elke kleur, maar elimineert op de geprinte output ook afleidende effecten die zouden kunnen optreden door het produceren van deze bestandsscheidingen, zoals moirépatronen of dotversterking.
Een diepe duik in de screeningregels van RIP
Laten we even teruggaan naar onze halftoondots om te begrijpen hoe screeningregels werken. Je zou misschien denken dat deze dots ronde cirkels zijn, maar dat is niet altijd het geval. In feite worden bij het printen – behalve ronde – vierkante en elliptische dotvormen gebruikt. Dit is een belangrijk punt om te onthouden, omdat zowel de dotvorm en hoe onze dots zijn gestructureerd op de matrix, van grote invloed zijn op mogelijke artefacten en tonale gradiënten.
En dat is het punt waar de screeningregels in het spel komen. Screeningregels die worden gebruikt om dots te plaatsen, worden over het algemeen onderverdeeld in drie analoge hoofdtypes, namelijk Amplitudemodulatie (AM), Frequentiemodulatie (FM – ook bekend als Stochastische screening) en Hybride screening.
Bij AM varieert de tonale gradatie van 0 % tot 100 %, beginnend met dots met een kleine radius (0%) en eindigend met dots met een grote radius (100 %). Deze dots worden geplaatst op een orthogonaal raster. Hoe groter de dotgrootte, hoe donkerder de tonale waarde. In het geval van zwarte inkt en indien de dot 0% van het vierkant vult, leest de printer dit als wit. Indien de dot 100% vult, leest de printer dit als zwart. En alle tinten grijs bevinden zich ergens tussenin.
Bij FM varieert de tonale gradatie ook van 0 % tot 100 %, maar de dotgrootte blijft consistent, en worden de dots stochastisch (of willekeurig) geplaatst. In plaats van dat de dichtheidstoon wordt gedefinieerd door een toenemende dotgrootte, wordt deze gedefinieerd door het aantal dots per gebied van dezelfde grootte. Gebieden met een groot aantal dots zijn donkerder, gebieden met minder dots zijn lichter. Vanwege de hogere dotfrequentie zijn met deze methode details mogelijk die veel fijner zijn.
Hybride screening tot slot gebruikt een combinatie van AM en FM. Bij hybride screening kunnen lichtere gebieden met minder kleurverschillen vertrouwen op amplitudemodulatie, terwijl gebieden die gecompliceerder, gekleurd of donkerder zijn, gebruik kunnen maken van frequentiemodulatie.
Bij digitaal printen gebruiken wij meestal de technieken van frequentiemodulatie en hybride screening in combinatie met geavanceerde algoritmes om het gewenste effect te bereiken. En dit brengt ons bij de screeningmethoden die kunnen worden geselecteerd in VersaWorks 6: "Dither" en "Foutdiffusie".
Welke screeningmethode moet ik gebruiken in VersaWorks 6?
Nu dat we begrijpen wat screeningregels inhouden, is het gemakkelijk het verschil tussen “Dither” en “Foutdiffusie” uit te leggen. Deze functies zijn beide hybride technieken voor patroonvorming van halftonen waarmee een uitgebreide reeks tonen en kleuren mogelijk is.
Met “Dither” gebruikt de RIP een specifiek ditherpatroon om sneller verwerkingsresultaten te produceren. “Foutdiffusie” houdt aan de andere kant ook rekening met de omringende pixels, wat leidt tot superieure resultaten en details die veel fijner zijn, maar ook langere verwerkingstijden.
Daarom is het aan te raden foutdiffusie alleen te gebruiken voor afbeeldingen die gecompliceerder zijn en veel tonale variaties en details bevatten, zoals foto's, en het ditherpatroon te gebruiken voor outputs met minder kleuren en minder tonale verschillen, zoals vloergraphics en ander vergelijkbaar signagemateriaal. Onthoud dat VersaWorks 6 standaard de screeningregel ditherpatroon gebruikt.
En hoe zit het met opschalen?
Als je eenmaal weet hoe een halftoonbestand eruitziet en hoe screeningregels werken, dan is het niet moeilijk te begrijpen waarom het opschalen van afbeeldingen zo'n gecompliceerd en foutgevoelig proces kan zijn. De RIP moet per slot van rekening al een groot aantal berekeningen maken om uw bestanden te scheiden en te bepalen waar elke pixel moet worden geplaatst.
Altijd wanneer u een bitmapafbeeldingsbestand wilt opschalen, vraagt u aan uw RIP om niet alleen afzonderlijke kleurbestanden te creëren en pixels op het raster te ordenen met variërende mate van complexiteit, maar dit ook te berekenen voor gebieden die niet bestaan in het originele bestand. Omdat, zoals de meesten van u waarschijnlijk heel goed weten, banners niet worden gemaakt in een formaat van 6 bij 6 meter; in plaats daarvan is het ontwerpbestand gewoonlijk 60 bij 60 cm. En het is aan de RIP om het ontwerp via interpolatie op te schalen naar de verwachte outputgrootte.
Maar interpolatie heeft zijn beperkingen. Wij kunnen niet zomaar verwachten dat onze RIP afbeeldingen met een lagere resolutie opschaalt naar outputs met een hoge definitie, omdat hoe lager de basisresolutie, hoe sneller de dots zichtbaar worden voor het menselijk oog. Het is dus altijd belangrijk om uw bestanden goed voor te bereiden en de juiste resolutie te kiezen, vooral als u fotorealistische resultaten wilt bereiken. Daarna kunt u in de uiteindelijke stap VersaWorks de afbeelding verder laten opschalen naar de gewenste ratio.
Hiervoor kunt u een van de volgende drie interpolatie-algoritmen in VersaWorks selecteren:
- Nearest Neighbor: VersaWorks schaalt uw ontwerpen op door gebruik te maken van de informatie van de dichtstbijzijnde pixel in de output. Deze optie is zeer snel en eenvoudig, maar ook het minst nauwkeurig.
- Bi-Linear: VersaWorks schaalt uw ontwerp op met gebruik van het gewogen gemiddelde van de kleurwaarden van 2 x2 lineaire pixels. Deze optie is wat minder snel maar geeft uitstekende tonale resultaten.
- BiCubic: VersaWorks schaalt het ontwerp op door rekening te houden met de kleurwaarden van 8 lineaire pixels om 1 nieuwe pixel te maken. Interpolatie met BiCubic geeft over het algemeen de beste resultaten voor gradiënten en foto's, maar resulteert in het langste RIP-proces.
Ga printen
Nu dat u begrijpt wat er tijdens het rasterafbeeldingsproces feitelijk binnen in uw printer plaatsvindt, hoe screeningregels werken, en wat onze basisalgoritmen kunnen doen om de beeldkwaliteit te verbeteren en uw afbeeldingen op te schalen, moet u in staat zijn om een betere schatting te maken van hoe lang bepaalde taken zullen duren en welke bestandsgroottes uw klanten nodig hebben om de gewenste outputresultaten te bereiken.
Maar oefening baart kunst. Daarom moedigen wij onze klanten altijd aan om te experimenteren. U kunt bijvoorbeeld proberen dezelfde afbeelding te printen met verschillende instellingen en technieken. En ons team staat bovendien altijd klaar om te helpen.
In onze volgende blog nemen wij linearisatie, ICC-profielen en kleurmatching onder de loep. Wilt u dat niet missen? Bookmark deze pagina of abonneer u op onze nieuwsbrief.